-
1 kick
n. trap; schop; terugstoot; genot (spreektaal); gekheid die weer overgaat; kracht--------v. schoppen; eruit schoppen; eruit gooien; tijdelijk iemand van het internet verwijderen (in computers); aanmoedigen; laden (van een geweer); tegenstand bieden; klagen (slang); spartelenkick1[ kik]♦voorbeelden:3 do something for kicks • iets voor de lol/sensatie doen1 kracht ⇒ fut, energie♦voorbeelden:this martini has a lot of kick in it • deze martini is heel koppig————————kick2♦voorbeelden:3 kick against/at • protesteren/rebelleren tegenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 schoppen ⇒ trappen, wegtrappen♦voorbeelden:kick back • terugschoppenkick out • eruit schoppen/trappen, verstoten, ontslaan -
2 backfire
n. terugslag (van motor)--------v. terugslaan; verkrijgen of veroorzaken van ongewenste uitkomstbackfire1————————backfire22 mislopen -
3 recoil
n. terugloop; terugtrekken--------v. terugdeinzen (voor), terugschrikkenrecoil1[ rie:kojl, rikkojl] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————recoil2♦voorbeelden:2 〈 figuurlijk〉 lies often recoil (up)on the liar • leugens hebben vaak hun terugslag op de leugenaar -
4 lies often recoil (up)on the liar
lies often recoil (up)on the liarEnglish-Dutch dictionary > lies often recoil (up)on the liar
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский